Friday, August 14, 2009

Steely Dan: Demonen uit de doos van Pandora

ALBUM: THE ROYAL SCAM - Steely Dan

Hun hippe, gelikte arrangementen en sarcastische gitaarsolo’s hadden hun geheim natuurlijk allang verraden: Walter Becker en Donald Fagen waren jazzveteranen in hart en nieren. 'The Royal Scam' uit ’76 was in alles een jazzplaat. Behalve in naam. Pretzel Logic had hun liefde voor jazzvirtuoos Charlie Parker ('Charlie Freak' & 'Parker’s Band') blootgelegd. Your Gold Teeth part II was ‘pure bebob’, en op de hoes van zijn soloalbum The Nightfly, liet Fagen zich zelfs portretteren op de troon van God: als jazz-deejay. (zie foto links)


Becker en Fagen ontleenden hun naam aan de dildo’s Steely Dan I, II, en III uit William S. Burrough’s beruchtste novel 'The Naked Lunch'. Een voor buitenstaanders haast onbegrijpelijke anti-roman, die zich kenmerkte door een onbegrijpelijke stroom van alternatieve filosofieën, schrikbeelden en hallucinaties. Voortkomend uit wat Burroughs zelf ‘a stream of consciousness’ had genoemd. Een techniek waarbij de schrijver zichzelf middels drugs en alcohol in hogere sferen brengt, en zijn gedachten en beelden intuïtief aan zijn typemachine toevertrouwt. Dat maakte The Naked Lunch voor The Dan hét kussensloopboek om naar een alternatieve manier van schrijven en musiceren te kijken. Met als gevolg: onontkoombare parallellen tussen dichter en band. De illegale kunstenaars in Parijs, het gezelschap van pseudo - koloniale misfits in de interzone van Tanger, het gedrogeerde uitschot in Swinging London: het zit er allemaal in, gefaseerd, en getransformeerd naar een ondoorzichtig, muzikaal cocon van metaforen en allegorieën.


Op de albumhoes van 'THE ROYAL SCAM' is die sfeer vertaald naar een surrealistische fantasiewereld. Een nachtmerrie waarin bedrijfswolkenkrabbers tot vleesetende demonen metamorfoseren, die zich schaterlachend op een onttakelde yup storten. Vaag als de hersenspinsels van Burroughs zelve, die in zijn universum een sfeer opriep van clandestiniteit en verwarring. Dat maakt van 'The Royal Scam' een soort 'symbiose' van literaire MTV. Een cut up, zo je wil. Het is alsof Fagen en Becker, in navolging van hun geliefde poëet, met hetzelfde heimelijke genoegen de demonen uit de doos van Pandora op je loslaten; gokverslaafden (‘Green Earrings’), stalkers (‘Haitian Divorce’) bohémiens (Ken Kasey alias Kid Charlemagne) en de woedende terrorist uit Don’t take me alive. Het zijn allemaal misfits, die op slinkse wijze de wereld trachten te ontkennen die hen ontkent. Of, zoals Fagen het ooit duidde: ‘…mensen voor wie het leven een hel is, want ‘the happy few’ zijn niet interessant. Dat voert terug naar de Grieken. Naar Homerus en de oorsprong van het menselijk drama.’

Can you hear the evil crowd
The lies and the laughter
I hear my inside
The mechanized hum of another world
(dON'T TAKE ME ALIVE)

Met name het nummer ‘Don’t take me alive’, dat verhaalt over een afvallige die getroffen wordt door instant mentale gekte, laat me nog altijd iets voelen van de wil die ik had om – net als die beatdichters - aan de rand van de samenleving te leven. Dat zou mijn artistieke groei nog eens ten goede komen, meende ik toen.

Vanaf de eerste gitaarrif weet je: hier is geweldige muziek aan de macht, los van tijd en ruimte. De dreiging die van het nummer uitgaat, past moeiteloos in een film van David Fyncher, of Lars von Trier, en is op de platenhoes van The Royal Scam vertaalt is naar een prachtige, surrealistische fantasiewereld. Een nachtmerrie waarin bedrijfswolkenkrabbers tot vleesetende demonen metamorfoseren die zich schaterlachend op een onttakelde yup storten (hoe 2008/09, bedenk ik nu). Behalve dat het je confronteert met je eigen spoken, reflecteert het boven alles de oerangst van het Amerika in de jaren zeventig: uitsluitingsangsten, seks- en faalfobieën, en de aangetaste illusies van de Amerikaanse democratie (de Vietnam oorlog, JFK, het Watergate - schandaal). De ideale voedingsbodem voor de ondergangsgelovige, kortom. Fagen laat horen dat hij die roerige jaren zeventig toen al verwerkt had, en trekt die lijn de toekomst in. Daar zegt ‘Don’t take me alive’ nog altijd iets over onze tijd, over Volkert van der G. Of Jason W. Of oplichters als Bernard Madoff.

The Dan beleefde hun hoogtijdagen aan het eind van de jaren zeventig maar keerde begin deze eeuw onverwachts terug met twee nieuwe meesterwerken: 'Two against nature' (2000) en 'Everything must go' (2003) waarvoor ze in Amerika terecht vele prijzen ontvingen. Inmiddels zijn er negen unieke pracht albums gereleased waarop complexe, door jazz beïnvloede structuren en harmonieën, als mede hun intellectualisme, meesterlijk met elkaar verweven werden. Maar net als hun grote voorbeeld William S. Burroughs wisten ze in Nederland nooit het grote publiek te bereiken. Hier waren het vooral de fans, de pseudo’s, waaronder radiodeejays Rob Stenders, en Jan Douwe Kroeske, die hun status naar een mythisch plan brachten. Ondanks hun muzikale genie, verklaarden Fagen en Becker in een van hun laatste diepte-interviews dat ze bij voorkeur herinnerd willen worden als beatdichters. Da’s geen wishfull thinkin’. De inventieve symboliek van hun werk kan de associatie doorstaan met dat van dichters als Arthur Rimbaud, Allen Ginsberg, en de eerdergenoemde William Burroughs, en in het katalyseren van hun ‘jazzrock’ heeft hun muziek, meer dan wie dan ook, de kracht gehad om de lotsbestemmingen van andere musici voorgoed te veranderen.


website van Steely Dan tref je HIER aan


dit popessay verscheen eerder in Passionate Magazine en dagblad Trouw

1 comment:

Rouveen said...

Steely Dan collection is ook de moeite waard momenteel. Wel aanstekelijk stuk, ik ga The Royal Scam eens downloaden vanav. GRTS