Saturday, October 28, 2006

Leeuwslang


Volgens de wet van Bukowski moet een schrijver zijn zondvloed met open armen ontvangen. En ook Neil Young pleitte in "Hey hey, my, my." Dat rock' n roll de artiest de Olympusberg moet opjagen. Dat lijkt misschien romantisch. Praktisch is het echter allerminst. Voor de zekerheid heb ik een zogenaamde leeuwslang aangeschaft. Daar stuitte ik op tijdens een vluchtig bezoek aan de Luikse markt. Dat pak je toch maar mooi mee voor E 90,00. De leeuwslang is een oud Egyptisch en gnostisch symbool van bescherming tegen het kwaad. Want het is alsof ik dezer dagen de tien plagen van Egypte over me heen krijg. Out of the blue, into the black. Hier kom ik in een later stadium op terug. In elk geval is voorkomen beter dan genezen, vandaar die slang. Zeker met het oog op de tweede 'verjaardag' van de moord op Theo "it's better to burn out, then to fade away" van Gogh. Dan stap je toch iets zenuwachtiger in de intercity Amsterdam CS.

Wonder boven wonder willen onze minsiters, de zinnebeelden der onverschilligheid, opeens gaan uitzoeken waarom de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de moordenaar van Theo van Gogh, Mohammed Bouyeri, lang beschouwde als meeloper binnen de Hofstadgroep. Een motie van PvdA-kamerlid Bert Koenders die om een snel onderzoek vraagt, krijgt onverwacht steun van een meerderheid van de Tweede Kamer. De motie leek het niet te halen, maar regeringspartij VVD besloot toch voor te stemmen. Het is dat ik mijn geloof in de samenleving allang verloren heb, anders zou je nog gaan stemmen ook. Waarom zag de AIVD Bouyeri als randfiguur? Had de moord voorkomen kunnen worden? Waarom laten mijn collega schrijvers zich nauwelijks horen? Vragen, vragen, vragen. De ziekte van Socrates. Voor van Gogh geldt in elk geval: "the king is gone but he's not forgotten" De koning van de vrijheid wel te verstaan.

In elk geval heb zelfs ik mijn eerste dreigmail binnen. Nu koester ik heus niet de ilussie dat ik belangrijk genoeg ben om vermoord te worden, maar op het gevaar af dat die leeuwslang me toch in de steek laat en ik toch in de verkeerde trein stap of de verkeerde baardman tegenkom, heb ik het typoscript van "ONDERGANGSGELOVIGEN" veilig vastgelegd voor het nageslacht.

Erick Overveen

Sunday, October 22, 2006

- Wereld b.v. II -


'n visie op onze moderne wereld

Zij die gebukt gaan onder de groeiende waanzin der 'mensheid'..




De witte maatschappij

Op zoek naar het groene boekje stuitte ik vorige week op het witte boekje. Dit alternatieve boekje der Nederlandse spelling vind ik nou het perfecte voorbeeld van waar het heen gaat als je het bestuur van onze poldergronden over laat aan vervreemde bureaucraten en technocraten. Het instituut 'groene boek' denkt tegenwoordig groot-aandeelhouder te zijn van de Nederlandse taal. Ondanks alle tumult die er rondom deze gekleurde spelling is geweest wordt er toch een groen exemplaar uitgebracht waar veel (groot)gebruikers van de Nederlandse taal moeite mee hebben. De toevoeging van veel nieuwe woorden en het schrappen van rare regels ten spijt, is het schijnbaar niet gelukt om de eenheid te handhaven. Er is niet geluisterd naar het oorverdovende geluid uit de praktijk van alle dag. Taal wordt in het 'groene' benaderd als een statische exacte wetenschap, een product van een industrieel proces. Het witte alternatief is dan de prijs die men betaalt voor deze domme arrogantie.
Onschuldig? Ja en nee.
Tuurlijk, het gaat enkel om de spelling van een taal. Het witte boekje is slechts een ongewapende opstand tegen de abstractie van zijn groene broer. Maar het is wel een concrete stap die genomen is tegen de algemene standaard. De Nederlandse Taalunie heeft haar gezag voor altijd verloren en daarmee is de Nederlandse taal overgeleverd aan witte, blauwe en gele taalpiraten. Piraten uit de praktijk van alle dag. De statische en onbegrepen eenheidsworst maakt plaats voor de dynamische gekleurde variatie der levende taal. Na de erkenning van veel dialecten als officiële streektaal en de recente uitschakeling van de groene standaard, staat de aangeslagen Algemene Nederlandse taal voor lastige tijden.

Het wordt nog minder onschuldig als men dit ziet als een reaktie op de grote plundering die gaande is in ons land. Na de uitverkoop van moeder de staat afgelopen 20 jaar, worden steeds meer onderdelen van onze beschaving onbereikbaar. Taal, gezondheid, geluk, privacy, werk, scholing, veiligheid, energie worden steeds ontoegankelijker. Slechts een kleine elite heeft nog toegang tot deze 'publieke' bronnen van beschaving. Wij beseffen helaas niet hoever we inmiddels afstaan van een eerlijke maatschappij voor allen.


Het vastlopen van de Algemene Nederlandse taal is slechts een verschijnsel. Een symptoom van de voortwoekerende dodelijke ziekte van het private alleenrecht. De meedogenloze dans van het private kapitaal dat uiteindelijk zal leiden tot de ondergang van de menselijke wereld.


Het is daarom dat ik wacht op de interventie van de 'witte maatschappij'..

Bent u er klaar voor?


____________________________
Een bijdrage aan Erick's log door Roland.

Tuesday, October 17, 2006

- Wereld b.v. -


'n visie op onze moderne wereld

Zij die gebukt gaan onder de groeiende waanzin der 'mensheid'..



Vers uit het nieuws:
Corrigerend optreden door een docent leidt in één op de drie gevallen tot verdere misdragingen door leerlingen. Dat blijkt uit een onderzoek van de sociaal psycholoog Paul Harland, waar het Nederlands Dagblad dinsdag over bericht. Harland constateert dat het corrigeren van leerlingen soms leidt tot erger wangedrag dan het gedrag waarmee het conflict begon.



Een duidelijk staaltje Hollandse logica:
'Een terrorist heeft het toch ook niet makkelijk..'

We kunnen beter stellen dat:
NIET corrigeren door een docent (zoals gebruikelijk in Nederland) in DRIE op de DRIE gevallen leidt tot verdere misdragingen door leerlingen.

Sterker nog: NIET corrigeren ontkent fout gedrag. Dus de stelling luidt nu:
NIET corrigeren door een docent (zoals gebruikelijk in Nederland) in VIER op de DRIE gevallen leidt tot verdere misdragingen door leerlingen.


(dat wil dus zeggen dat een probleemloze leerling op z'n donder krijgt omdat ie zich niet aanpast aan de groep.. )

Stof tot nadenken?

___________________________
Een bijdrage aan Erick's log door Roland.

Monday, October 09, 2006

Forever



Het leven is absoluut rechtvaardig !

Afgelopen vrijdagavond was ik lijfelijk getuige van het feit dat de film "Forever" van Heddy Honigman op het Nederlandse filmfestival in Utrecht een gouden kalf kreeg voor beste documentaire.


De film biedt een caleidoscopisch inzicht in het de beweegredenen van de bezoekers van het beroemde kerkhof Père-Lachaise waar zich een keur aan inspirerende kunstenaars bevinden, zoals Marcel Proust, Edith Piaf en Jim Morisson. Honigman vertelde me dat ze met name die laatste bewust 'ietwat' genegeerd heeft wegens de overexposure van 'the lizard king'. De docu is adembenemend. Het heeft mijn kijk op onsterfelijkheid veranderd. In de Nieuwe Revu van vorige week zei Arnon Grunberg nog tegen journalist Leon Verdonschot: 'onsterfelijkheid. Wat heb ik daaraan?' Maar zodra je deze docu ziet, begrijp je hoeveel 'onsterfelijkheid' waard is. Kunst en journalistiek is van onschatbare waarde voor onszelf en ons nageslacht. Stel je voor dat je hele generaties troost kan bieden door je kunstenaarsschap! Alleen de gedachte al, wat een verdienste.

'Hand in hand wandelden we mijmerend tussen anonieme virtuozen en zonderlinge dichters die zich met hun werk aan de vergetelheid probeerden te ontworstelen. 'zo zou ik ook begraven willen worden,' verzuchtte ze, wijzend naar de tombe van HonorÉ de Balzac."

Fragment uit Maansverduistering waarvoor ik in de zomer van 2003 speciaal naar Parijs afreisde. Lang leve de method writing.

Tuesday, October 03, 2006

Dagboekfragment

Dinsdag 2 november 2004

18:18: De schemering valt in, de lucht breekt. Overal om me heen springen lampen aan, maar er heerst een andere donkerte dan normaal, een soort middeleeuwse duisternis. In de tram zit iedereen angstig stil, knie aan knie, de krant te lezen. "Kerry loopt in op Bush" kopt het AD. Ik stap uit bij het Waterlooplein en struikel over het afstapje, zo de rusteloze wereld in. Omgeven door een waas van ongeloof zwerf ik langs het Tropenmuseum, voorbij café Eden, om vervolgens dwars door het Oosterpark te trekken waar een voelbare spanning rondwaart. De wateren liggen treurig in de zakkende najaarszon. In de verte rijst de Rembrandtoren op uit een aanzwellende mist, alsof hij zich verbergt, zich schaamt voor zijn stad. De dood loert overal; de Linneusstraat zelf is in een verwilderde achtertuin verandert waar je desondanks de weg nog kent. In de verte zie ik de de etalage van het nieuwe barbarisme; de akelige blauwe tent. Onmogelijk te missen. Terwijl ik tussen rouwende medelanders dool, dwalen mijn gedachten af naar XXXXX, naar dat hartstochtelijk intellectuele leven dat ik nooit gekend heb. Zij was degene die mij definieerde. In die zin was haar vertrek het verlies van die definitie, een soort identiteitscrisis. Man, min hoofd is opnieuw een jungle van emoties vanavond.

18:22 Niets lijkt aan Amsterdam verandert te zijn, en toch bestaat alles op een andere manier vanavond. Op de display van mijn herinnering staat 'Green Temborine' van The Lemon Heads ingeprogrammeerd. In geestesoog fietst van Gogh gewoon voorbij. Zijn T-shirt wappert nonchalant uit zijn broek. Hij draait zich om om naar Ischa Meyer te zwaaien, die net op het punt staat om café Zwart binnen te gaan. Binnen blaast Pim Fortuyn de rook van zijn sigaar plagerig in het gezicht van Willem Oltmans. De kale dandy lacht in volle glorie. Altijd uit op de macht van het gelijk. De lucht is vervuild van gelach en kritiek.

19:33: Ik zit in de Ponteneur, in Oost waar iedereen door elkaar heen schreeuwt. Vooral aan de bar wordt er driftig gedebatteerd. Twee mannen vliegen elkaar in de haren. Een gezette man trekt ze uit elkaar. Allemaal bange mensen die hun angst niet durven te tonen. Achterin het café begint een serveerster me aanhankelijk te bejegenen. Ik bestel een rum Coke, en probeer me af te sluiten van de werkelijkheid door in een roman van Belcampo te duiken. Maar het geroezemoes van rinkelende kopjes, drukke Amsterdammers en televisieberichten leidt teveel af. Bij elk nieuw bericht stroomt de wereld opnieuw naar binnen. Op RTL 5 vertelt een getuige over de slachtpartij, vertelt hakkelend dat de barbaar van Gogh heeft bekeken als een roofdier dat zijn prooi beloert en toen pas aanviel. Van Gogh werd gekeeld als een varken in een abattoir. Op klaarlichte dag! Zonder dat iemand ingreep. Als de interviewer hem vraagt waarom hij passief heeft toegekeken, blijft het pijnlijk stil. Het antwoord is echter zonneklaar: Nederland heeft domweg zijn ware gezicht getoond; een bang, schijterig smoelwerk waar de hypocrisie vanaf druipt; zoals in WOII, zoals in Scebrenica; zoals altijd. Recht tegenover me zit een Marokkaan die zich beklaagt omdat hij al drie keer in zijn leven een nieuwe taal heeft moeten leren. Zijn stem klinkt als een boormachine. Hij schreeuwt dat hij de stad de afgelopen jaren steeds donkerder en grimmiger heeft zien worden. Een oude vrouw aan een hoektafeltje huilt, haar tranen vallen in haar soep. Volgens de laatste berichten op tv stroomt de Dam langzaam vol woedende stadsgenoten, exotische protestanten van buitenaf en ME-ers. De volksoploop is blijkbaar groter dan verwacht en zelfs de verkiezingen in Amerika lijken vergeten te worden. Van Gogh mag dan wel dood zijn. Hij is wel in staat geweest om het zenuwcentrum van de media naar Amsterdam te verplaatsen. Elk gesprek lijkt bij hem uit te komen. "

Bovenstaand fragment is niet afkomstig uit mijn nieuwe roman, maar uit mijn persoonlijk, (vooralsnog) ongepubliceerde dagboek. Het is echter wel zo dat die inktzwarte tijd het decor van mijn nieuwe epos vormt. Via deze blog poog ik jullie op de hoogte te houden over de vorderingen daarvan.

copyright E.O.

Monday, October 02, 2006

René Appel: ' Het gaat om empathie...'


René Appel , geboren in 1945 te Noord Holland, is de onbetwiste meester van de psychologische Nederthriller. Hij won tweemaal de Gouden Strop: voor "De derde persoon" (1991) en "Zinloos geweld" (2001). Tevens ken je hem van de beroemde roman: "Doorgeschoten", een allegorie over de moord op Pim Fortuyn. Nu uitgeverij Prometheus zijn nieuwe romans "Loverboy" en "Los Geld" hebben gelanceerd, wordt het hoog tijd voor 'n gesprek.

Door Erick Overveen

Erick: In de jaren 70, toen je in je twintiger jaren was, heb je free lance journalistiek (Volkskrant) bedreven, en schreef je korte verhalen en gedichten in diverse bladen. Toch kwam je er nog niet aan toe om thrillers te schrijven. Je werd misdaadrecensent bij het NRC, waardoor er een tijd voorbij ging alvorens je aan je 1e boek "Handicap" toekwam. Waarom zat er zo'n groot gat tussen je 1e publicaties en je eerste, echte misdaadroman?

René Appel: Met die korte verhalen probeerde ik aanvankelijk verder te gaan. Ik had een bundel in gedachten. Er verschenen in die periode nogal wat bundels met verhalen in de realistische sfeer, zoals ik ze zelf ook probeerde te schrijven. Ik heb daar toen ook over gesproken met Bert Poll, hoofd van de kunstredactie van NRC Handelsblad, redacteur van Hollands Maandblad en redacteur van een reeks boeken bij Meulenhoff, met vooral verhalen uit Hollands maandblad, waarin ik ook had gepubliceerd. Maar volgens Poll was eenderde van de verhalen goed genoeg voor een boek, eenderde moest herschreven worden, en voor eenderde moesten er nieuwe verhalen komen. Achteraf denk ik dat hij gelijk had. Hoe het ook zij, het nam voor mij een beetje de motivatie weg. Bovendien had ik inmiddels een fulltime baan gekregen aan de Universiteit van Utrecht, waardoor ik minder tijd had om te schrijven, en werd in 1974 mijn dochter geboren, die ook veel aandacht en tijd opeiste. Door een toeval werd ik toen in 1976 misdaadrecensent van NRC Handelsblad, maar misschien ook een beetje omdat ik Bert Poll kende, en ook wat andere mensen bij die krant. Ik kende het genre nauwelijks, maar al recenserende kwam ik terecht bij boeken van met name Ruth Rendell en Patricia Highsmith. En nadat ik die boeken gelezen had, bedacht ik: ja, zoiets zou ik ook wel eens willen proberen. Inmiddels was ik gescheiden en woonde ik alleen met mijn dochter, terwijl ik een fulltime baan had, dus echt veel tijd om aan een (misdaad-)roman te beginnen had ik niet. Toen ik er wel aan begon, in 1984, had ik die tijd eigenlijk nog niet in overvloed, maar mijn persoonlijk leven was in een wat rustiger vaarwater terechtgekomen (nieuwe vriendin, met wie ik sinds 1981 samenwoonde). Dus toen ik in 1984, na mijnacademische promotie, een idee voor een verhaal kreeg, ben ik zelf weer fictie gaan schrijven. Aanvankelijk was dat een kort verhaal van ongeveer 30 bladzijden, en toen ik dat nog eens overlas, bedacht ik dat er een roman in zat. Dat is dus het in 1987 verschenen 'Handicap' geworden.

Erick: Van 1994 tot 2003 was jij bijzonder hoogleraar 'Verwerving en didactiek van het Nederlands als tweede taal' namens de Gemeente Amsterdam. Wat hield dat precies in?

René Appel: Dat hield vooral in: onderwijs geven (over tweedetaalverwerving, meertaligheid, positie van anderstaligen in Nederland, enz.), onderzoek doen, artikelen schrijven, meewerken aan een boek, begeleiden van andere onderzoekers, met name promovendi, en allerlei bestuurlijk werk. Zo was ik bijvoorbeeld jarenlang voorzitter van het bestuur van het aan de FGW verbonden Instituut voor Taalonderwijs en Taalonderzoek Anderstaligen, waar allerlei praktijkgericht onderzoek wordt gedaan, en materiaal wordt ontwikkeld voor het onderwijs Nederlands als tweede taal.

Erick: Waar komt die liefde voor misdaadromans eigenlijk vandaan ?

René Appel: Die liefde was er aanvankelijk zeker niet, en ik ben nog steeds niet een groot liefhebber van het genre in z'n totaliteit. Ik heb wel altijd van boeken gehouden waar een soort spanning in zit, dat je wilt weten hoe het verhaal verder gaat, wat er met de mensen gebeurt. En verrassingen, onverwachte wendingen in een verhaal spreken me ook aan. Beide elementen zie je meestal sterker in misdaadromans dan in literaire romans. Ik lees overigens meer literaire romans dan pure thrillers. Ik behoor overigens tot de waarschijnlijk steeds kleiner wordende groep mensen die de Da Vinci Code nog niet heeft gelezen. Zo'n mysterie met de oplossing aan het eind trekt me simpelweg niet aan. Ik houd niet zo van puzzels die worden opgelost. Een boek moet juist eerder een raadsel of een mysterie creëren. Dat vind ik interessanter. Kortom, ik ben zeker geen hard core misdaadliefhebber.

Erick:
Zoals je weet neemt de censuur op literatuur sinds de moord op Theo van Gogh schrijnend toe. Winkeliers zijn bang om het boek van Wilders in de toonbank te zetten en Tomas Ross ligt onder vuur omdat hij een thriller schrijft over een aanslag op Ayaan Hirsi Ali. Zijn jouw collega schrijvers bang om hete issues als Islam e.d. te bekritiseren? zijn uitgevers bang? En zo niet, waar blijven dan die boeken over Theo van Gogh?

René Appel: In de eerste plaats is het zo dat in misdaadliteratuur meer maatschappelijke thema's verschijnen dan in 'gewone' literatuur. Daarin gaat het toch vaak om de worsteling en de zielenpijn van een individu in een betrekkelijk geïsoleerde omgeving. Dat geldt tenminste voor Nederland. In veel buitenlandse literatuur is dat anders. Om op een paar concrete vragen te antwoorden: uitgevers zouden het volgens mij juist fantastisch vinden als iemand ene boek schreef met als achtergrond problemen met islam en integratie. En de boeken over Theo van Gogh? Daarover valt geen boek te schrijven of je moet het fictionaliseren, dat wil zeggen er een Theo van Gogh-achtige figuur van maken, waarbij de dader ook niet meteen wordt gepakt. Het kan allemaal wel, en ik weet dat er zeker mensen bezig zijn met het thema, maar eerder in de thrillerscène dan in de andere literaire wereld. Of er een boek uit voorkomt, weet ik niet.

Erick: Daarover gesproken: eind 2002, begin 2003 had je een klein Fortuyn golfje. In het kader daarvan schreef jij de (naar mijn idee prachtige) thriller Doorgeschoten - Was het boek bedoeld als een allegorie? Je verving Fortuyn bv door Hordijk. Waarom ging je zo te werk? En wat inspireerde jou aan de moord op Fortuyn om tot dit boek te geraken?

René Appel: De inspiratie kwam simpelweg uit een idee dat me plotseling in mijn hoofd schoot, namelijk het volgende. Er werd toen gezegd 'De kogel kwam van links', maar stel dat de kogel eigenlijk van rechts kwam? Dat gaf een basis voor een thriller met een politiek complot, vanuit rechts krachten in de samenleving. Ik wilde nadrukkelijk niet een boek schrijven over Fortuyn zelf, maar een verhaal over een Fortuyn-achtig persoon, die rechtse krachten weet te mobiliseren, maar voor de echte conservatieven toch niet rechts genoeg is (en te onbetrouwbaar). Kortom, geen boek over Fortuyn, maar naar aanleiding van Fortuyn, en over de politieke situatie in Nederland aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Het boek was dus ook niet bedoeld als een soort allegorie, maar als een politieke thriller die uitloopt op een psychologische thriller. Dat is helaas niet door veel recensenten herkend.

Erick: Als jij aan zo'n thriller begint? Hoe ga je dan te werk? Zou je iets willen vertellen over je werkwijze? Steek jij bv vooraf veel tijd in research? En werk je je plot vooraf uit, of laat je je meeslepen?

René Appel: In het algemeen gaat het als volgt. Ik heb een idee over een probleem, een conflict, een kwestie of wat dan ook, waar mogelijk een verhaal in zit. Dat bespreek ik dan met mijn redacteur bij de uitgeverij om de mogelijkheden voor een boek op basis van zo'n 'probleem' nader in kaart te brengen. Als we denken dat er inderdaad een roman in zit, dan ga ik research doen, meestal naar achtergronden, beroep van personages, enz. In die periode denk ik ook verder na over het verhaal, maar over het algemeen weet ik nog maar weinig over de intrige voor ik begin te schrijven. Wel weet ik meestal dat ik ongeveer halverwege een heftige, vaak gewelddadige scène wil, zodat ik daar als het ware naar toe kan schrijven. Wat er precies in die scène gebeurt, weet ik echter ook nog niet. In die voorbereiding bedenk ik ook wat de belangrijkste personages zijn, vanuit welke personages ik het verhaal wil vertellen, enz. Heel belangrijk is ook het moment waar ik in het verhaal stap, met mijn eerste zinnen. Dat is ook iets wat ik vantevoren bedenk, meestal in de fase van de research. Hoe het verhaal zich verder ontwikkelt, ontdek ik zelf pas tijdens het schrijven. Het eind weet ik vaak op tweederde van het boek nog nooit. Daarom ben ik misschien ook twee keer vastgelopen in een verhaal, maar dat is op zestien boeken misschien niet eens zo veel.

Erick: Je laatste roman "LOVERBOY" is ook weer zo''n typische Appel thriller: waar kwam je idee over dat weggelopen meisje vandaan?

René Appel: Het basisidee was niet over dat weggelopen meisje, maar over een vrouw, zelfs thrillerschrijfster, die ontdekt dat haar echtgenoot ene minnares heeft. Vervolgens had ik bedacht dat de thrillerschrijfster met een boek bezig was, waarvan ook delen in het 'hoofdverhaal' moesten komen. Ja, en dan is het een kwestie van verder doordenken. De thrillerschrijfster moest een type boeken schrijven dat ik nogal cliché'-achtig vind, namelijk over een (vrouwelijke) privé-detective. Die moet een zaak oplossen, en tja, wat voor zaak? Ik weet niet meer hoe ik toen op het verschijnsel 'loverboys' kwam, misschien omdat ik er net iets over in de krant had gelezen, maar misschien ook omdat 'loverboy' toch te maken heeft met de liefde en de ontsporing daarvan, wat ook relevant was voor mijn hoofdverhaal.

Erick: Tot slot: Jean Paul Satre heeft eens gezegd dat een grote kunstenaar geen kinderen kan hebben, jij hebt er twee. Hoe denk jij over dit statement? Oftewel; hoort een misdaadschrijver zelf zijn avonturen te ondergaan voordat hij ze kan beschrijven?

René Appel:
Eigenlijk zijn dit twee vragen, Erick. Om met het antwoord op de eerste te beginnen. Opvallend is dat veel 'grote' kunstenaars geen kinderen hebben of geen tijd besteden aan de dagelijkse zorg voor hun kinderen, wat overigens niet alleen een 'zorg' is, maar ook veel genot en plezier oplevert, is mijn persoonlijke ervaring. De algemene uitspraak van Sartre is echter onzin. Misschien vond Sartre voor zichzelf kinderen ongewenst, omdat hij immersserie minnaressen had. Die kostten hem veel te veel tijd! En misdaadschrijvers hoeven natuurlijk niet zelf hun avonturen te ondergaan. Ze zijn ook veel minder autobiografisch ingesteld dan veel literaire auteurs. Ik denk dat je twee soorten schrijvers hebt. Voor de eersten is het eigen leven vooral de bron die inspiratie levert voor verhalen, terwijl de anderen hun verhalen buiten zichzelf plaatsen. Ik behoor tot het tweede type schrijver. Wat een schrijver van mijn kaliber moet kunnen, en vooral in mijn genre van de psychologische thriller, dat is je verplaatsen in de leef- en gedachtewereld van je personages. Je moet als het ware met ze mee kunnen gaan als ze iets stoms doen of denken. Het gaat dus om empathie, en dat natuurlijk gekoppeld aan een rijke, en soms wat perfide fantasie.

Thrillers van René Appel zijn verkrijgbaar bij de betere boekhandels of bv: www.bol.com

WEBSITE RENE APPEL