Monday, October 02, 2006

René Appel: ' Het gaat om empathie...'


René Appel , geboren in 1945 te Noord Holland, is de onbetwiste meester van de psychologische Nederthriller. Hij won tweemaal de Gouden Strop: voor "De derde persoon" (1991) en "Zinloos geweld" (2001). Tevens ken je hem van de beroemde roman: "Doorgeschoten", een allegorie over de moord op Pim Fortuyn. Nu uitgeverij Prometheus zijn nieuwe romans "Loverboy" en "Los Geld" hebben gelanceerd, wordt het hoog tijd voor 'n gesprek.

Door Erick Overveen

Erick: In de jaren 70, toen je in je twintiger jaren was, heb je free lance journalistiek (Volkskrant) bedreven, en schreef je korte verhalen en gedichten in diverse bladen. Toch kwam je er nog niet aan toe om thrillers te schrijven. Je werd misdaadrecensent bij het NRC, waardoor er een tijd voorbij ging alvorens je aan je 1e boek "Handicap" toekwam. Waarom zat er zo'n groot gat tussen je 1e publicaties en je eerste, echte misdaadroman?

René Appel: Met die korte verhalen probeerde ik aanvankelijk verder te gaan. Ik had een bundel in gedachten. Er verschenen in die periode nogal wat bundels met verhalen in de realistische sfeer, zoals ik ze zelf ook probeerde te schrijven. Ik heb daar toen ook over gesproken met Bert Poll, hoofd van de kunstredactie van NRC Handelsblad, redacteur van Hollands Maandblad en redacteur van een reeks boeken bij Meulenhoff, met vooral verhalen uit Hollands maandblad, waarin ik ook had gepubliceerd. Maar volgens Poll was eenderde van de verhalen goed genoeg voor een boek, eenderde moest herschreven worden, en voor eenderde moesten er nieuwe verhalen komen. Achteraf denk ik dat hij gelijk had. Hoe het ook zij, het nam voor mij een beetje de motivatie weg. Bovendien had ik inmiddels een fulltime baan gekregen aan de Universiteit van Utrecht, waardoor ik minder tijd had om te schrijven, en werd in 1974 mijn dochter geboren, die ook veel aandacht en tijd opeiste. Door een toeval werd ik toen in 1976 misdaadrecensent van NRC Handelsblad, maar misschien ook een beetje omdat ik Bert Poll kende, en ook wat andere mensen bij die krant. Ik kende het genre nauwelijks, maar al recenserende kwam ik terecht bij boeken van met name Ruth Rendell en Patricia Highsmith. En nadat ik die boeken gelezen had, bedacht ik: ja, zoiets zou ik ook wel eens willen proberen. Inmiddels was ik gescheiden en woonde ik alleen met mijn dochter, terwijl ik een fulltime baan had, dus echt veel tijd om aan een (misdaad-)roman te beginnen had ik niet. Toen ik er wel aan begon, in 1984, had ik die tijd eigenlijk nog niet in overvloed, maar mijn persoonlijk leven was in een wat rustiger vaarwater terechtgekomen (nieuwe vriendin, met wie ik sinds 1981 samenwoonde). Dus toen ik in 1984, na mijnacademische promotie, een idee voor een verhaal kreeg, ben ik zelf weer fictie gaan schrijven. Aanvankelijk was dat een kort verhaal van ongeveer 30 bladzijden, en toen ik dat nog eens overlas, bedacht ik dat er een roman in zat. Dat is dus het in 1987 verschenen 'Handicap' geworden.

Erick: Van 1994 tot 2003 was jij bijzonder hoogleraar 'Verwerving en didactiek van het Nederlands als tweede taal' namens de Gemeente Amsterdam. Wat hield dat precies in?

René Appel: Dat hield vooral in: onderwijs geven (over tweedetaalverwerving, meertaligheid, positie van anderstaligen in Nederland, enz.), onderzoek doen, artikelen schrijven, meewerken aan een boek, begeleiden van andere onderzoekers, met name promovendi, en allerlei bestuurlijk werk. Zo was ik bijvoorbeeld jarenlang voorzitter van het bestuur van het aan de FGW verbonden Instituut voor Taalonderwijs en Taalonderzoek Anderstaligen, waar allerlei praktijkgericht onderzoek wordt gedaan, en materiaal wordt ontwikkeld voor het onderwijs Nederlands als tweede taal.

Erick: Waar komt die liefde voor misdaadromans eigenlijk vandaan ?

René Appel: Die liefde was er aanvankelijk zeker niet, en ik ben nog steeds niet een groot liefhebber van het genre in z'n totaliteit. Ik heb wel altijd van boeken gehouden waar een soort spanning in zit, dat je wilt weten hoe het verhaal verder gaat, wat er met de mensen gebeurt. En verrassingen, onverwachte wendingen in een verhaal spreken me ook aan. Beide elementen zie je meestal sterker in misdaadromans dan in literaire romans. Ik lees overigens meer literaire romans dan pure thrillers. Ik behoor overigens tot de waarschijnlijk steeds kleiner wordende groep mensen die de Da Vinci Code nog niet heeft gelezen. Zo'n mysterie met de oplossing aan het eind trekt me simpelweg niet aan. Ik houd niet zo van puzzels die worden opgelost. Een boek moet juist eerder een raadsel of een mysterie creëren. Dat vind ik interessanter. Kortom, ik ben zeker geen hard core misdaadliefhebber.

Erick:
Zoals je weet neemt de censuur op literatuur sinds de moord op Theo van Gogh schrijnend toe. Winkeliers zijn bang om het boek van Wilders in de toonbank te zetten en Tomas Ross ligt onder vuur omdat hij een thriller schrijft over een aanslag op Ayaan Hirsi Ali. Zijn jouw collega schrijvers bang om hete issues als Islam e.d. te bekritiseren? zijn uitgevers bang? En zo niet, waar blijven dan die boeken over Theo van Gogh?

René Appel: In de eerste plaats is het zo dat in misdaadliteratuur meer maatschappelijke thema's verschijnen dan in 'gewone' literatuur. Daarin gaat het toch vaak om de worsteling en de zielenpijn van een individu in een betrekkelijk geïsoleerde omgeving. Dat geldt tenminste voor Nederland. In veel buitenlandse literatuur is dat anders. Om op een paar concrete vragen te antwoorden: uitgevers zouden het volgens mij juist fantastisch vinden als iemand ene boek schreef met als achtergrond problemen met islam en integratie. En de boeken over Theo van Gogh? Daarover valt geen boek te schrijven of je moet het fictionaliseren, dat wil zeggen er een Theo van Gogh-achtige figuur van maken, waarbij de dader ook niet meteen wordt gepakt. Het kan allemaal wel, en ik weet dat er zeker mensen bezig zijn met het thema, maar eerder in de thrillerscène dan in de andere literaire wereld. Of er een boek uit voorkomt, weet ik niet.

Erick: Daarover gesproken: eind 2002, begin 2003 had je een klein Fortuyn golfje. In het kader daarvan schreef jij de (naar mijn idee prachtige) thriller Doorgeschoten - Was het boek bedoeld als een allegorie? Je verving Fortuyn bv door Hordijk. Waarom ging je zo te werk? En wat inspireerde jou aan de moord op Fortuyn om tot dit boek te geraken?

René Appel: De inspiratie kwam simpelweg uit een idee dat me plotseling in mijn hoofd schoot, namelijk het volgende. Er werd toen gezegd 'De kogel kwam van links', maar stel dat de kogel eigenlijk van rechts kwam? Dat gaf een basis voor een thriller met een politiek complot, vanuit rechts krachten in de samenleving. Ik wilde nadrukkelijk niet een boek schrijven over Fortuyn zelf, maar een verhaal over een Fortuyn-achtig persoon, die rechtse krachten weet te mobiliseren, maar voor de echte conservatieven toch niet rechts genoeg is (en te onbetrouwbaar). Kortom, geen boek over Fortuyn, maar naar aanleiding van Fortuyn, en over de politieke situatie in Nederland aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Het boek was dus ook niet bedoeld als een soort allegorie, maar als een politieke thriller die uitloopt op een psychologische thriller. Dat is helaas niet door veel recensenten herkend.

Erick: Als jij aan zo'n thriller begint? Hoe ga je dan te werk? Zou je iets willen vertellen over je werkwijze? Steek jij bv vooraf veel tijd in research? En werk je je plot vooraf uit, of laat je je meeslepen?

René Appel: In het algemeen gaat het als volgt. Ik heb een idee over een probleem, een conflict, een kwestie of wat dan ook, waar mogelijk een verhaal in zit. Dat bespreek ik dan met mijn redacteur bij de uitgeverij om de mogelijkheden voor een boek op basis van zo'n 'probleem' nader in kaart te brengen. Als we denken dat er inderdaad een roman in zit, dan ga ik research doen, meestal naar achtergronden, beroep van personages, enz. In die periode denk ik ook verder na over het verhaal, maar over het algemeen weet ik nog maar weinig over de intrige voor ik begin te schrijven. Wel weet ik meestal dat ik ongeveer halverwege een heftige, vaak gewelddadige scène wil, zodat ik daar als het ware naar toe kan schrijven. Wat er precies in die scène gebeurt, weet ik echter ook nog niet. In die voorbereiding bedenk ik ook wat de belangrijkste personages zijn, vanuit welke personages ik het verhaal wil vertellen, enz. Heel belangrijk is ook het moment waar ik in het verhaal stap, met mijn eerste zinnen. Dat is ook iets wat ik vantevoren bedenk, meestal in de fase van de research. Hoe het verhaal zich verder ontwikkelt, ontdek ik zelf pas tijdens het schrijven. Het eind weet ik vaak op tweederde van het boek nog nooit. Daarom ben ik misschien ook twee keer vastgelopen in een verhaal, maar dat is op zestien boeken misschien niet eens zo veel.

Erick: Je laatste roman "LOVERBOY" is ook weer zo''n typische Appel thriller: waar kwam je idee over dat weggelopen meisje vandaan?

René Appel: Het basisidee was niet over dat weggelopen meisje, maar over een vrouw, zelfs thrillerschrijfster, die ontdekt dat haar echtgenoot ene minnares heeft. Vervolgens had ik bedacht dat de thrillerschrijfster met een boek bezig was, waarvan ook delen in het 'hoofdverhaal' moesten komen. Ja, en dan is het een kwestie van verder doordenken. De thrillerschrijfster moest een type boeken schrijven dat ik nogal cliché'-achtig vind, namelijk over een (vrouwelijke) privé-detective. Die moet een zaak oplossen, en tja, wat voor zaak? Ik weet niet meer hoe ik toen op het verschijnsel 'loverboys' kwam, misschien omdat ik er net iets over in de krant had gelezen, maar misschien ook omdat 'loverboy' toch te maken heeft met de liefde en de ontsporing daarvan, wat ook relevant was voor mijn hoofdverhaal.

Erick: Tot slot: Jean Paul Satre heeft eens gezegd dat een grote kunstenaar geen kinderen kan hebben, jij hebt er twee. Hoe denk jij over dit statement? Oftewel; hoort een misdaadschrijver zelf zijn avonturen te ondergaan voordat hij ze kan beschrijven?

René Appel:
Eigenlijk zijn dit twee vragen, Erick. Om met het antwoord op de eerste te beginnen. Opvallend is dat veel 'grote' kunstenaars geen kinderen hebben of geen tijd besteden aan de dagelijkse zorg voor hun kinderen, wat overigens niet alleen een 'zorg' is, maar ook veel genot en plezier oplevert, is mijn persoonlijke ervaring. De algemene uitspraak van Sartre is echter onzin. Misschien vond Sartre voor zichzelf kinderen ongewenst, omdat hij immersserie minnaressen had. Die kostten hem veel te veel tijd! En misdaadschrijvers hoeven natuurlijk niet zelf hun avonturen te ondergaan. Ze zijn ook veel minder autobiografisch ingesteld dan veel literaire auteurs. Ik denk dat je twee soorten schrijvers hebt. Voor de eersten is het eigen leven vooral de bron die inspiratie levert voor verhalen, terwijl de anderen hun verhalen buiten zichzelf plaatsen. Ik behoor tot het tweede type schrijver. Wat een schrijver van mijn kaliber moet kunnen, en vooral in mijn genre van de psychologische thriller, dat is je verplaatsen in de leef- en gedachtewereld van je personages. Je moet als het ware met ze mee kunnen gaan als ze iets stoms doen of denken. Het gaat dus om empathie, en dat natuurlijk gekoppeld aan een rijke, en soms wat perfide fantasie.

Thrillers van René Appel zijn verkrijgbaar bij de betere boekhandels of bv: www.bol.com

WEBSITE RENE APPEL

8 comments:

Anonymous said...

Nieuwe website ? Dat werd tijd!!!
Er gaan veel wilde verhalen over je Overveen!!

Anonymous said...

hoi eric ik zag dat je nieuwe site hebt, hoe zit het nou met je 2e boek ?

administrateur said...

interessant wilde mannen vertel!

administrateur said...

tip: haal de laatste alinea over de cyberspace weg: hij lijkt te veel op nies-vkblogposting.

Anonymous said...

Gaat het 2e ook weer over india ?

administrateur said...

India is een wereldwijf!

Anonymous said...

Hoe zit dat nou met die wilde verhalen overveen ?

Anonymous said...

Schitterend interview, Erick, simpel maar krachtig!