Sunday, March 11, 2007

Het oergevoel van Henk Hofstede (Nits)


Nits zijn terug van weggeweest. Ze vierden hun 30-jarig jubileum, keerden terug bij hun vertrouwde platenmaatschappij Sony Records, namen twee nieuwe cd’s op, en beëindigden onlangs hun prachtige “Les Nuits” - tournee in het Amsterdamse Paradiso. Een gesprek met de inmiddels 55 - jarige zanger van de band; Henk Hofstede. Over de moord op Theo van Gogh, reizen, Nescio, en vervulde verlangens.

door Erick Overveen

De Nits bestaan inmiddels meer dan dertig jaar. Jouw leven moet een jongensboek zijn.

Als ik met andere mensen over praat, kom ik er achter dat ze een romantischer beeld van mijn leven hebben dan ik. Het reizen, onderweg zijn, het verblijven in hotels, taxi’s, het toeren kortom, oefent blijkbaar een magische aantrekkingskracht op hen uit. Maar voor mij is het doodgewoon. Zo gauw je ergens middenin zit is het lastig om dat in het juiste perspectief te zien. Maar ik vind bovenal dat wij, de mensen die in Nits gezeten hebben, een redelijk normaal leven hebben geleid. We belichamen helemaal niet het cliché van de bohémien, van de zanger die aan de rand van de samenleving geraakt is, zo iemand als Herman Brood, die pas echt een heftig leven heeft geleid.

De samenstelling van de Nits heeft in de loop der tijd nogal wat bezettingswijzigingen doorgemaakt. Hoe moeilijk is het om een band meer dan drie decennia bij elkaar te houden?

Ik denk dat het altijd erg moeilijk is. Je hebt nou eenmaal met verschillende karakters te maken, om nog maar te zwijgen over de invloeden van buitenaf; de frustraties, de onverwachte ontwikkelingen. Ik weet nu ook dat het er niet makkelijker op wordt als een band succes heeft. Succes vergt het uiterste van je; het reizen, de interviews, de signeersessies zijn niet bepaald efficiënt. Er zijn heel veel verloren uren. Hoe intensiever het succes des te lastiger het wordt om in balans te blijven. Tegelijkertijd was het voor mij ook een soort verslaving. Soms reek die erg ver. Tijdens de Urk - tour ben ik mezelf volledig kwijtgeraakt omdat ik geen dag vrij heb gehad.

Jullie laatste hitfeit is het nummer “Soap Bubble Box” uit de herfst van 1992. Sindsdien is het commerciële succes – wat Nederland betreft - afgenomen. Heb je het gevoel dat jullie piek inmiddels achter jullie ligt ?

Commercieel gezien wel. Artistiek gezien zijn we juist op een hoger niveau terecht gekomen. Niet in de laatste plaats vanwege de inbreng van de vele jonge, Nederlandse jazz muzikanten waarmee we graag werken. Die nemen je mee naar plaatsen waar je nog nooit geweest bent. Daardoor is “Les Nuits” zo experimenteel geworden. Maar vanuit een commercieel oogpunt gezien ben ik genoodzaakt je vraag met ‘ja’ te beantwoorden. En da’s begrijpelijk. De muziekindustrie is in de afgelopen 15 jaar dramatisch verhardt, en vergroot. Het persoonlijke element is eruit gedreven. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de radio.

Je doelt op de formats?

Precies. Vroeger werd de muziek bepaald door degene die het programma presenteerde. Nu hebben de marketingstrategen die rol overgenomen. Dat heeft niks meer met liefde voor muziek te maken. Het oergevoel van de popmuziek zoals dat in de jaren 50 ontstond vind je tegenwoordig alleen nog terug in de alternatieve scène. Bij mensen voor wie muziek een primaire levensbehoefte is, die laten zich niet zomaar afdanken met een marketing formule.

Veel muzikanten lijken de handdoek in de ring te hebben gegooid.

Volgens mij is dat niet zo. In de underground scène van Amsterdam zie ik bandjes steeds interessanter worden. Daar tref je een compleet andere sfeer aan dan bij de het vreselijke Idols – sterrendom. Daar spat het plezier nog vanaf. En de nieuwsgierigheid, en de ondernemingslust, de fantasie. Da’s pure romantiek.

Zoals jullie zelf ook begonnen zijn?

Zoals het zou moeten zijn. Of je nou de dirigent van het Boston Symphony Orchestra bent, radiodeejay of muzikant; je moet je altijd laten drijven door passie. Anders betekent het niks.
Volgens mij leent deze tijd zich bij uitstek voor nieuwe impulsen. Juist als er veel onvrede heerst, kunnen daar mooie dingen uit ontstaan. Daarom geloof ik dat er vooral spannende, controversiële omwentelingen plaatsvinden binnen de experimentele muziekscène. Een muziekmagiër als Björk heeft meer met rebellie te maken dan iemand als Eminem, die zich binnen de pop en rapkringen een geaccepteerde politieke uitspraak laat ontvallen. Dan lijkt het geëngageerd terwijl het in feite slechts een marketing - strategie is.

Over engagement gesproken. Op jullie nieuwste cd ‘Les Nuits’ heb je de moord op filmmaker, interviewer Theo van Gogh trachten te duiden.

De moord op van Gogh heeft me persoonlijk enorm aangegrepen. Niet in de laatste plaats omdat het in alle opzichten dichtbij kwam. Ik bedoel, ik loop daar nota bene elke dag boodschappen te doen. Bovendien was het in mijn optiek een regelrechte aanslag op de kunst, op de basisfundamenten van onze samenleving. Dat iemand vermoord wordt om zijn opvattingen, zijn ideeën. Dat was in Nederland, mits we Fortuyn niet meerekenen, al heel lang niet meer gebeurd. Daar wilde ik over schrijven en dat is uiteindelijk een drieluik geworden. Het ene is profetisch. Een visioen. Het andere is geschreven vanuit het oogpunt van het slachtoffer, terwijl het derde soort Amsterdams “Penny Lane” is geworden. Het kijken naar de straat zoals Mc.Cartney dat met the Barbershop gedaan heeft. De wasserette, de pizzeria, die sleutelmaker in de Linneusstraat, hebben een belangrijke rol gespeeld in de verslaggeving van die dag. Veel mensen hebben het gezien. De moord op van Gogh markeert ook een ommekeer op het album dat naar het einde toe donkerder wordt terwijl het in het begin is nog vergeven is van optimisme en hoop.

Is dat waar het nummer “The Eiffel Tower” aan refereert?

Ja. Maar de achterliggende gedachte reikt verder. Mijn jongste dochter koesterde de wens om een keer naar de top van de Eiffeltoren te gaan, en tijdens haar krokusvakantie hebben we haar wens in vervulling laten gaan. Dat zijn van die momenten die je moet ondernemen in je leven. Zo hebben we bijvoorbeeld ook al eens de Abbey Road Studio’s van The Beatles bezocht. Vlak ervoor was er iemand van de Eiffel toren gesprongen met een parachute. Maar zijn poging was mislukt. Daar hebben we bovenop ook over gesproken; hoe je zoiets in Godsnaam kan doen. En toen dacht ik eraan hoe je je zou voelen als dat wel zou lukken. Waar je dan terecht zou komen. Op dat moment viel de avond over Parijs en was het alsof het licht de stad bevroor. Alsof alles stilstond. Als je daar bovenop staat, is de snelheid van de stad verdwenen. Dat is de stemming die ik in dat nummer probeerde vast te leggen.

Kun je uitleggen hoe zo’n nummer muzikaal gezien tot stand komt ?

Muzikaal gezien is het een vreemd proces. Heel intuïtief, Meestal is er een idee, zoals in het geval van “The Eiffel Tower”, flarden tekst. Vervolgens nemen we alles op op twee sporen, en spelen we soms sessies van halve dagen. Daar gaan we dan naar luisteren. Meestal gooien we een hoop eruit, zo’n tachtig procent, en tot slot werken we de rest helemaal uit. Wat betreft ‘Les Nuits’ hadden we vrij snel consensus bereikt. De spanning van de experimentele outtakes wilden we per se bewaren. Alleen de strijkers hebben we er later aan toegevoegd.

Je hebt het over strijkers, maar ook jullie vroegere repertoire kende een mengeling van pop en licht klassiek. Waar komt die liefde voor klassieke muziek bij jou vandaan?

Als je zo intensief naar popmuziek luistert zoals wij, denk ik dat je binnen een jaar of tien uitgeluisterd bent. Als je dat heel intens doet, slijt het. Op een gegeven moment raakt het je niet meer. Of in het beste geval minder. Het enige wat er nog in zit, is het vleugje nostalgie. Er gebeuren zoveel dingen in je leven, je krijgt relaties, misschien kinderen. Dat zijn allemaal nieuwe ontwikkelingen. Die hebben een nieuwe soundtrack nodig. Tegenwoordig zoek ik voornamelijk binnen film- en klassieke muziek een manier om die emotie te vertalen. Daar vind ik mezelf in terug.

Filmmuziek?

Ik kan nogal warm lopen voor een componist als Nina Rota. Zijn muziek bij de film Cassanova vind ik een van de mooiste soundtracks aller tijden. Ook hou ik erg van Bernard Hermann, die prachtige dingen heeft gemaakt voor Hitchcock en Scorsese. Maar wat de klassieke muziek betreft, ben ik aan het eind van de jaren 60 vooral onder de indruk geraakt van Bach. 'Erkenne mich, mein Hüter' : dat koraal uit de Mattheüspassie van hem ken ik nog altijd tot in de details. Dat was een openbaring voor me. Via Bach ben ik bij de strijkkwartetten van Schubert geraakt. Niet voor niets hebben we op het album “A Normal Sunday” onder de naam “Ho Orchestra” met de Zwitserse componist Simon Ho, en de Finse folkgroep Värttinä samengewerkt.

Värttinä is met name in hun thuisland erg populair. Hoe ben je eigenlijk met hen in contact gekomen?

Värttinä is op ons pad gekomen tijdens de vele tournee’s door Finland. Hun inbreng heeft onze muziek een bijna exotische dimensie bezorgd. Voor buitenstaanders lijkt Finland een raar land. Maar voor ons is het een bron van inspiratie – altijd al geweest. Die donkere, melancholieke sfeer van dat land heeft me altijd bezield. Helsinki is een bijna Russische stad. Op een peperdure nachtclub na valt daar niks te beleven. Daar is het nummer Soulman op gebaseerd. Dat verhaalt over mijn ontmoeting met een radiodeejay van een station in Helsinki. Zeppo genaamd. Hij was de eerste die mij in Finland interviewde, en foto’s van ons maakte. Voor de Finse TV heeft hij een prachtige film over Leonard Cohen gemaakt. We doen nog steeds projecten samen. Dat helpt ook wel hoe je relatie met zo’n land zich ontwikkelt.

Finland, Duitsland. Jullie zijn zo’n beetje de hele wereld rondgereisd. Net als in jouw ‘echte’ leven lijkt de thematiek van het ‘reizen’ als een rode draad door jullie reportoire te zijn verweven. “Nescio”, “Cars en Cars”, “Adieu Sweet Bahnhof” – Zie ik dat goed?

Ja. Daar is tevens de meeste tijd in gaan zitten. In dat opzicht hebben vooral treinen een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uitgeoefend. Ik zal je een voorbeeld geven: als we aanstaande woensdag naar Parijs vertrekken voor een concert nemen we de trein in plaats van het vliegtuig. Het tijdsverlies ten spijt. Dat hoort gewoon bij ons. Voordat ik The Nits oprichtte, reisde ik zelf ook altijd per trein naar die kunststad bij uitstek.

“Adieu Sweet Bahnhof” ?

Inderdaad. Maar “Adieu Sweet Bahnhof” is ook de liefde voor een prachtig, karakteristiek, Frans hotel waar ik altijd logeerde. Hotel d’Angleterre; vervallen maar ontzettend mooi, ontzettend levendig. Tot afgrijnzen van onze Franse platenmaatschappij is het later ook de vaste plek van de band geworden. Die vonden het verschrikkelijk dat 1 van hun bands hun intrek in zo’n armoedig optrekje vond. Maar wij hielden vast aan hotel d’Angleterre. Dat doen we trouwens nog steeds.

Als je jullie nummers beluistert is het net alsof je een roman openslaat. De teksten zijn enorm poëtisch, de sfeer is naargeestig, spooky, en bezwangerd van melancholie. Bovenal is het erg beschouwend.

Goede nummers zijn wat mij betreft altijd korte verhalen waar alle disciplines doorheen sluipen; essays, documentaire, literatuur, film. Wat dat betreft is “Nescio” de ultieme song. De inspiratie komt van dichtbij. Ik bedoel, je hoeft hier maar uit het raam te kijken. Aan de overkant staat een beeld van de Titaantjes uit zijn roman de Uitvreter (?). Eerst stonden ze aan de andere kant van het Oosterpark. Maar daar werden ze gestolen. Op de een of andere manier worden beroemde beelden altijd gestolen. Toen ik twee jaar geleden hierheen verhuisde, stonden ze opeens voor mijn neus. Wonderbaarlijk was dat. De verhalen van Nescio horen bij deze buurt, bij dit park. “Nescio” is ontstaan vanuit het verlangen om het slot van het boek, “de Uitvreter”, te veranderen. Die zelfmoord! Afschuwelijk vond ik dat. In ons nummer laat ik de protagonist dan ook in leven blijven. Nadat hij van de brug is gesprongen, zwemt hij door naar Italie. Daar belt hij Nescio om te zeggen dat hij in het Paradijs is aangekomen. Zijn “Questo Paradiso”, en vertelt hem dat hij daar woont met een mooie gravin en er een prachtig leven heeft. Het is een fantasie.

Beschouw je "Nescio" ook als een hoogtepunt binnen jullie oeuvre?

Het album “Kilo” vormde destijds een tussentijdse piek. Niet in de laatste plaats omdat Nescio voor de doorbraak naar het Nederlandse en Belgische publiek zorgde en ons een Edison opleverde. Maar internationaal gezien had het “Adieu Sweet Bahnhoff” moeten worden. Ondanks de inbreng van Jaap Eggermont gebeurde dat echter niet. Het grote succes kwam pas een poos later dankzij “In the dutch mountains”. Toen we de plaat opnamen zag niemand er wat in. Maar vanaf het moment dat hij af was, wist ik dat het een heel belangrijk nummer in onze carriere zou worden. In die zin vormt “Urk” (liveplaat 1989 E.O.) het absolute hoogtepunt. Dat is een soort statement geworden waarin alles samenkomt. Maar zoals ik reeds aangaf zou ik nooit meer een hit als “In the duch mountains” willen hebben, omdat ik weet wat de vergaande gevolgen ervan zijn. Succes is een uitputtingsslag. Tegenwoordig gaat mijn voorkeur uit naar anonimiteit en artistieke verdieping. Dat is wat onze aanhangers van ons kunnen verwachten.

Dit interview werd opgenomen in de woning van Henk Hofstede, op maandag 20 januari 2006

1 comment:

Anonymous said...

Aardig gesprek, heeft het in de Oor gestaan of?